Hoe lang zocht ik naar die bron in de woestijn
Die plek waar schaduwrijke palmen groeien
En naast held’re bron dadelbomen bloeien
Bij blanke fonteinen zal ’t heerlijk rusten zijn
Hoe lang moet ik gaan door brandend hete zon
En aan de einder slechts het troosteloze zicht
Van dorre vlakte in ‘t verblindend zonnelicht
Geen hoop geen leven aan verre horizon
Doch niet heel de aarde bestaat uit enkel nood
Eens zal mijn weg mij naar nieuw leven leiden
Daar ligt de toekomst die vrijwaart van de dood
De oase van vertroosting en bevrijden
Daar loop ik aan de hand die Hij mij bood
En Hij zal mij naar het paradijs geleiden.