Vorst van hemel en aarde


Een kleine man slechts zonder aanzien
Beslist geen vorstelijk figuur
Maar was ’t wel Zijn stem misschien
Zijn ogen brandende van liefdesvuur.

Of waren het de woorden die Hij sprak
Waarmee Hij elk mens tot troost was
Die door de strijd zijn hart haast brak
En iedere ongeneeslijk zieke genas.

Hij was die Man zonder aanzien des persoon
Al was Hij een vorst de Zoon van God
Hij was een mens, zo heel gewoon
En legde in Vaders hand geheel Zijn lot.

Men voerde Hem als gevangene af
Al vond niemand bij Hem enige schuld
In Hem veroordeelden wij eigen straf
Maar Hij onderging in eindeloos geduld.

De Zoon van God der aarde Vorst
Hij bezat geen paleis geen troon
Hij heeft ons aan het kruis verlost
Gehangen onder smaad en spot en hoon.

Zonder nagedachtenis


Geen gedenkteken op die plek
Waar het grootste leed geleden is
Geen kruis ter nagedachtenis
Aan Hem die droeg alle zonden
Trouw door ons zo zwaar geschonden
Gevoel en schuldbesef was ons gebrek

Een Koning hier gehangen aan het kruis
Een Wereldvorst zonder zichtbaar macht
Die ons het woord van verlossing bracht
Uit liefde voor Zijn schepping wilde lijden
Tot in het diepst der hel wilde strijden
Ook ons roept Hij eens gereinigd thuis.

Zomertijd


Zal nu een zomer lang de zon weer schijnen
De dagen kleuren door bloem en kruid
Bomen weer jubelen van het vogelgeluid
Eindelijk kou en sombere wolk verdwijnen
.
Zal nachtelijke hemel weer vol sterren staan
Ergens in het hout de nachtegaal zingen
De wereld is weer vol jeugdherinneringen
En aan de hemel schijnt een glanzende maan
.
Dan wandelen we weer samen door ’t laantje
Waar ergens nog dat knusse bankje staat
Daar vrijden we zo dikwijls in ‘t volle maantje

Laten we gaan nu winter naar zomer overgaat
En genieten van zon en ontluikende natuur
Maak van heel je leven één mooi avontuur.