Gelijk gesteld


De plek waar ik nu vogels hoor zingen
Het licht van de zon zo helder schijnt
De wereld vol vreugd en blijde dingen
Maar toch mijn stemming in teneur kwijnt.

Daar hoor ik stilte na ruwe kreten
Daar heerste angst voor het brute geweld
Daar werden zij van ‘d onschuld verweten
Waarom ook Hij eens werd terecht gesteld.

Hartgrondig vervloekte ik hun daden
Zij waren beesten geen mensen meer
Totdat een stem mij vroeg te beraden,
“Ben jij zoveel beter, ben jij soms meer?”

Ik heb mijn handen gevouwen tot gebed,
Mijzelf daar tussen die beulen gezet.