Voor niets

Lieve Heer neem mij niet kwalijk
dat ik niet altijd kan geloven
niet altijd glorie zing en halleluja
dat de vlammen wel eens doven
en ik mijn eigen weg dan ga.

Lieve Heer neem mij niet kwalijk
dat ik geen goed gelovige ben
ik hoor dan wel Uw woorden
maar denk dat ik U niet goed ken
omdat vele mij daarvan stoorden.

Als U de mens goed kent lieve Heer
hoe kunt U dan nog naar hem horen
hem hoeden en bewaken dag en nacht
neigt U steeds naar hem Uw oren
zelfs heeft hij U ter dood gebracht.

Maar U bestaat slechts uit louter liefde
in genade wilt U ons aanvaarden
en vraagt van ons niets daarvoor terug
dan dat wij niet in ongeloof ontaarden.

Wie zou daar niet willen zijn


Daar waar altijd rozen bloeien
bij helder water uit de fontein
beken van overvloed vloeien.
Wie zou daar niet willen zijn?

Zachte bries waait door bomen
in heerlijk warme zonneschijn
wij op groene gazonnen dromen.
Wie zou daar niet willen zijn?

Waar wij horen zachte woorden
die troosten en verlossen van pijn
als muziek met schone akkoorden.
Wie zou daar niet willen zijn?

Mogen wij rusten van alle zorgen
dagelijks genieten brood en wijn
Één is daar Die voor ons zal zorgen.
Ja, altijd mogen wij daar bij Hem zijn.

Tot aan het einde


Laat mij de weg lopen die ik kies
over vaste gelijke aarde
en dwing mij niet op ander pad
dwang heeft geen waarde

Loop met me mee en wees mijn steun
en laat mij jou ook leiden
zodat we samen ’t pad zullen gaan
van vrede en geen strijden.

Lopen we samen tot het einde
zien wij over de horizon
het pad dat nooit ten einde komt
daar komen wij bij de levensbron.

Wonderschone tuinen voor iedereen


Eens zal mijn zang klinken
in tuinen wonderschoon
zal ik uit de beken drinken
‘t zuiver water heel gewoon.

Dan zal ik dansen door paden
tussen rozen aangelegd
in geur van hun weelde baden
voor alle mensen weggelegd.

Zie ik daar de hemelscharen
van engelen in een lange rij
hoef ik geen zorgen te baren
daar te zijn maakt enkel blij.

Kom verlang ook naar dat oord
waar de angsten zijn verslagen
geef Hem slechts je liefdeswoord
dan zal Hij al je lasten dragen.

Muze die mij stimuleert


Een muze zong voor mij een liefdeslied
Vol klanken teder als van zachte viool
Een gedicht als bries door wuivend riet
Zo nu en dan hartstocht’lijk ook frivool

Ze heeft mij met haar lied zeer bekoord
Ik heb in mijn hart stil meegezongen
En hoor ik nog steeds woord voor woord
Haar zuiv’re toon zacht en ongedwongen.

Die muze is naar elders heen vertrokken
Maar liet haar zang als herinnering
En zal mij als prooi ooit weer lokken
Zodat ik eens weer dat minnelied zing

Ied’re dag verwacht ik haar te horen
Dan zal zij ieder met haar stem bekoren.

Dagelijks


0nberoerd ligt maagdelijke grond
in reine vorm en structuur
verwachtingsvol te dromen
van rijke opbrengst, goede oogst

reeds zijn de ploegscharen
voor de komende tijd
geslepen en de eerste voren
ontmaagden vorm en structuur
en maken pijnlijk kenbaar
dat zonder verwarren
geen vruchtbaarheid kan leven
zo grond daartoe niet vervormd wordt.

Ontmaagd dan dagelijks mijn grond
die steeds harder en stugger wordt
en meng de vormen en structuren
door scherpe ploegscharen gesmeed in vuren.

Bejaardensneeuwpret


Ik zou zo graag nog eens een sneeuwpop maken
de sneeuw heerlijk rollen tot een bal
of in sneeuwgevechten mijn vrienden raken
reken maar dat ik nog best richten zal.

Maar helaas de sneeuw blijft niet liggen
en eigenlijk ben ik daarvoor ook al te oud
ik zal iets anders moeten overwegen
uiteindelijk is die sneeuw ook verrekte koud.

Contrasterend genot


Ik mis de bloemen, vlinders en bijen
het groene gras in velden en weiden
waar dieren leven groeien en gedijen
de vogels met hun zang mij verblijden.

Ik mis in de tuinen de vrolijke kleuren
van duizend bloemen in velerlei pracht
verlang naar hyacint en rozengeuren
ik voel het gemis omdat ik daarop wacht.

Maar thans geniet ik van ruime velden
van scherp contrast in ’t serene wit
die zuivere puurheid proeft men zelden
als men alleen bij de haard binnen zit.

Antwoord van een doof God


Ik bad tot God maar Hij sloot Zijn oren
En kende noch oorlog noch verdriet
Zo hoog verheven zag Hij ellende niet
Mijn klacht kon Hij daar ook niet horen.

Voor alle nood sloot Hij de ogen
De mensen bestonden niet voor Hem
Slechts vloek en straf kwam van Zijn stem
Hij kende voor hen geen mededogen.

Vanmorgen antwoordde Hij op mijn gebed
In vogelzang, in wind en ochtendgloren;
“Ik leef en heb de mens op aard gezet

Altijd zal Ik naar zijn klachten horen.
Genade die ik hem schenk zij hem genoeg
Omdat ik hen vanaf hun kindsbeen droeg’

Woordelijk bewijs


Hoe heb ik met mijn woorden geschreven
de vele regels gevormd door mijn brein
met mijn doen en laten sterk verweven
door tijd en slijt ook weer vergeten zijn.

Nu zweven nog letters, nietig en klein,
ergens rond in het groot universum
blijft van mijn woorden niets over dan schijn
en in de klanken verdwijnt het metrum.

Ver weg belandt in het apogeum
waar geen geluid meer verte draagt
schieten uit die baan summa summarum
en is er geen mens die daar nog naar vraagt.

Maar steeds vloeien nog woorden uit mijn pen
dit is een teken, dat ik er nog ben.

O mijn Brabant


Hoe geerne zal ik toeven in uw dreven
dronken van al uw schoonheid iedere dag
genieten uwer vrouwen heldere lach
ja waar ik bij u ben is mij om het even.

In uw dorpen zie ik de pittoreske toren
tussen het lindegroen en eikenblad
zoek tussen Maas of Dommel mijn pad
genietend al ben ik daar niet geboren.

Opgegroeid met broederke en Bosschebol
met karnaval en bonte boerenkiel
rechtuit, rechttoe en verder geen gesol

uw vrijheid is het waar ik steeds voor viel
waar zou ik anders ten lande dan ook vallen
dan voor de odeur uwer varkensstallen.

Twee treinen


Een trein van A naar B
van begin tot de horizon
ieder mens rijdt mee
vanaf eerste startperron.

Geen halte of tussenstation
slechts over rechte baan
tot waar de levenszon
aan de kim onder zal gaan.

Daar vinden we ons eindstation
ons eeuwige bestaan
waar aardse trein niet verder kon
zal onze geestelijke verder gaan.