Mogen dan de bloemen kleurentooi verliezen
en niet meer zo uitbundig te velde staan
toch zal het vlakke water nog niet bevriezen
maar zullen ons vele tinten versteld doen staan.
Als straks de bla’ren dwarrelen van de bomen
de bodem dekken tegen kou met louter goud
terwijl wij nog van zomer lopen dromen
door kleurrijk lover onder ‘t reeds kalend hout.
Steeds minder hoort men de schone vogelzang
slechts zachte bries beroert nog stil ’t golvend riet
de natuur bereidt zich voor op de overgang
begint in ’t stervend hout een zacht en klagend lied.
De bloem verliest dan wel haar schone kleuren
maar straks in voorjaar zal ze weer volop geuren.
Geef het een beetje tijd,de zon schijnt nog niet voluit,er is geen moedwil integendeel!
Daar heb je gelijk mee Judith. Het gedicht is ook tevens bedoeld als bemoediging om niet bij de pakken neer te gaan neerzitten als het even niet helemaal mee zit. Hartelijk dank weer voor je reactie.