Tracht dagelijks te vorderen
wadend door sloten,
modder en plassen.
Zoek vaste grond onder mijn voeten
Slechts aan de horizon,
die steeds wijkt,
zie ik zand en strand.
Liggen vergane wrakken
en schelpen van oesters
die ik heb gegeten.
Tracht dagelijks te vorderen
wadend door sloten,
modder en plassen.
Zoek vaste grond onder mijn voeten
Slechts aan de horizon,
die steeds wijkt,
zie ik zand en strand.
Liggen vergane wrakken
en schelpen van oesters
die ik heb gegeten.
Laat ons voor onze beurt niet spreken
onze kennis is bij U zo nihil
ons onverstand zo vaak gebleken
leer ons luisteren, eerbiedig en stil.
Uw woord te horen is genoeg
stil zwijgend vol ontzag
te buigen voor wat U ons vroeg
tevreden met Uw gena iedere dag.
In stilte U danken voor Uw daden
Uw wondere schepping rondom
zwijgend in Uw liefde baden
zwijgzaam genieten van Uw zijn alom.
Heer in Uw nabijheid hoef ik niet te spreken
ook als ik zwijgend aan Uw voeten zit
zal Uw aandacht mij niet ontbreken
hoort U waar ik in stilte U om bid.
Ook dan legt U op mijn hoofd Uw hand
en ik voel Uw liefde door mij stromen
hoe U mij bindt in onzichtbare band
waardoor ik steeds tot U mag komen.
Heer, ieder woord is mij te veel
Uw liefde doet mij steeds ontroeren
Uw liefdevolle blik omsluit mij geheel
zwijgend wil ik Uw wil volvoeren.
Wees als het ruisende woud
schaduw biedend met zijn kruinen,
een rivier stromend
tussen wuivend riet,
als wijde velden in ochtend dauw
bezaaid met duizenden parels,
als smaragden aan alle twijgen
glinsterend in het morgenlicht,
bloemen koesterende middagzon,
laat je horen in woorden
van een levensgedicht.
Mij werd verboden
te spreken over God
op straffe mij te doden
voorspelden vreselijk lot.
Ik heb mijn hoofd gebogen
zonder enig verzet
in stilte Uw naam te verhogen,
zwijgend in een lofgebed.
Geen brood zo voedend als dit brood
gevuld met liefde en vrede
in zekerheid van leven tot na de dood.
Geen drank zo lavend als deze drank
geen wijn zo puur en rood
als deze wijn van de ware rank.
Geen zegen zo hoog als aan dit maal
waar slechts voor niets gegeven
de eeuwigheid na dit leven.
Ik blijf mijn dromen, dromen
trouw aan wensen uit verleden tijd
van geluk dat mij zal overkomen
of tegenslag dat ik in ‘t heden bestrijd
‘k blijf met mijn gedachten hangen
aan een jeugd vol liefde en vrolijkheid.
Ook al zal de toekomst korter wezen
en dagen gevuld met meer pijn
voor mij is nooit ’t schrikbeeld gerezen
dat die tijd dan eens zinloos zal zijn.
De frisheid en serene gloed
het reine zicht over de weiden
puurheid die je ademen doet
witte glans aan alle zijden
en ondanks een weinig koud
dat is waarom ik van winter houd.
Het schuchter rijzen van de zon
en natuur ontwaakt in bloei
verfrissende bui als levensbron
voor kleurrijke plantengroei
’s morgensvroeg het veld bedauwd
dat is waarom ik van de lente houd.
Loom ligt vee in trillend veld
en traag vliegt in de lucht de kieviet
mens en dier is uitgeteld
een zachte bries beroert het riet
alleen in schaduw is ‘t niet benauwd
dat is waarom ik van de zomer houd.
Een frisse wind door kleurige kruin
op alle stammen ’t zachte mos
aarde met bladeren bedekt in park en tuin
prikkelende geuren in het bos
zacht dwarrelt blad van ’t oude hout
dat is waarom ik van de herfst houd.
Iedere morgen rijst licht aan de horizon
iedere dag ontwaakt het leven
elk moment is weer een nieuwe bron
ons vanuit de liefde gegeven
hoe men dat dan ook beschouwd
dit is waarom ik van het leven houd.
Door de nevel tussen herfstkleuren
aan het einde van de eikenlaan
zag ik je genieten van herfstgeuren
en bleef daar bij dat hekje staan
de herfstmuze was je gelijk
met zonnestralen over je haren
daar op dat bankje onder die eik
je lange lokken als zilveren snaren
je lach was als voorjaarszon
zo fris als enkel lente kan zijn
welk hart zo hard dat jij niet overwon
zo onbekommerd en zo rein
kleuren bleven en nevel loste op
de geur van herfst bleef om je hangen
uiteindelijk bleek jij een etalagepop
jou liefde heb ik nooit kunnen vangen.
Waar vindt men schoner glans
dan op bedauwde weiden
waar zich als parelenkrans
de vroege nevels vleiden
beschenen door eerste zonnestralen
fonkelend als schitterend zirkoon
ons iedere morgen weer onthalen
dagen huldigend met een kroon
geweven tussen pluimend riet
in lange rijen als diamant
tere snoeren die men nauwelijks ziet
kunstig fijn en briljant
aan alle twijgen schitteren robijnen
tussen glanzend zilver en smaragd
geen kunstenaar die dit kan verfijnen
zo’n zonsopkomst na donkere nacht.
Als nieuw geboren leven in het ochtendlicht
Begint met stralend glanzen aan d’ horizon
Terwijl in bomen vogelzang gedempt begon
Ontwaakt in mij een ware drang tot nieuw gedicht
De wereld opent traag de ogen na de nacht
En kleed in vele kleuren bloemen, bos en veld
Verblind door schoonheid staat ieder mens versteld
Bewondert heel de aarde om haar scheppingspracht.
Waar wolken zweven over verre polderland
in alle rust het vee daar graast in vette weiden
Het riet in golven wiegend langs de waterkant
Daar zie ik bootjes zachtjes over water glijden.
Dan denk ik Hendrik Marsman had echt groot gelijk
Als ik zo rondom naar het kleine Holland kijk
Hoe loop ik blind in vertrouwen
over het smalle koord van evenwicht
geen steun om mij vast te houden
slechts op onzekere zekerheid gericht
een hand die mij heeft geschragen
vanaf mijn aller prilste tijd
met zorg mij door dit leven gedragen
Zijn liefde steeds aan mij gewijd.
Nu durf ik in vertrouwen lopen
over dit wankel smalle koord
alleen omdat ik steeds mag hopen
dat Hij mij geleidt met Zijn sterk woord
Hij vormt het net waarin ik kan vallen
Zijn sterke arm is aan mijn zij
Hij is in mij om mij de moed te geven
en vanboven zegent Hij mij.
Ver lopen wegen en paden
over wereld van weten of niet
in ruimte verloren in wijdheid
van verschillende meningen
en door velden van gevoel
waait de eenzame wind
van hoop op goede keuze
in beperkte wetenschap
wie zal die ruimte kennen?