Als zilveren lint tussen bomen,
ruisend, als zingt het een lied.
Door dalen tussen heuvels stromen,
waar menig dier van zijn frisheid geniet.
Stromend langs eeuwen oude bomen.
Een waar festijn voor ’t oog,
waar hij klaterend komt vallen,
vormt in het zonlicht een regenboog
Tussen ’t groen stroomt hij weer verder,
een verkwikking voor hert en ree.
Op de hei een rustplek voor de herder
en zijn schapen genieten mee.
Stromend, ook door vlakke landen,
rustig kabbelend daar voort,
tot hij aan de blanke stranden’
bij het bruisend zeewater hoort.