Enkel lopen rillingen over mijn rug,
zonder gebruik van koud water,
door blikken vanbinnen uitgeworpen
altijd doel rakend midden in de roos
blikken vanuit lege ogen en dito ziel
van medemensen die mij niet mogen
om welke duistere rede ook
zijn ze toch inwendig boos
zou niet weten wat ik hen heb misdaan
of op één of andere manier bedrogen
maar als wij zo met elkaar omgaan
klinkt ieder woord zo hol en voos.